Tijdens intervisies staat het onderwerp communicatie vaak op het programma. Vooral de communicatie tussen artsen en verpleging is een uitdaging waar jonge artsen tegenaan lopen. Onderlinge wrijving, elkaar niet begrijpen en verschil van mening zijn hier onder andere de oorzaak van. Toch verloopt die communicatie vaak juist in crisissituaties goed.
De vraag die ik het vaakst hoor is: hoe zorg je dat de interactie tussen de verschillende rollen op orde is? Én bijdraagt aan het doel van iedereen, namelijk: de juiste zorg voor de patiënt?
Er ontstaat vaak machtsstrijd: de jonge arts gaat op zijn strepen staan en de ervaren verpleegkundige kiest voor verzet
Drukte op de afdeling geeft machtsstrijd
Waar ik het vooral zie misgaan, is bij onenigheid over het beleid. Vaak heeft dat tot gevolg dat het ingestelde beleid niet juist wordt uitgevoerd. Dat kan zijn omdat het heel druk is op de afdeling en de verpleging bijvoorbeeld ieder uur controles doen niet kan uitvoeren. Vaak ontstaat er een machtsstrijd: de jonge dokter gaat op zijn strepen staan en de ervaren verpleegkundige kiest voor stil of actief verzet, en voert niet uit wat de arts gevraagd heeft te doen.
Wat belangrijk is bij miscommunicatie, is ontdekken wat er werkelijk speelt. Wat is er onder de oppervlakte aan de hand waardoor er strijd in plaats van samenwerking ontstaat?
Op papier is de rolverdeling tussen arts en verpleegkundige duidelijk. Maar in de praktijk niet.
Vaak is het heel simpel. Waar normaal ‘het recht van de oudste’ geldt, gaat die vlieger in deze samenwerkingsrelaties niet op. Beide disciplines hebben hun eigen rol en daarbij behorende taken. En op papier is het allemaal heel zwart/wit en duidelijk: de arts is eindverantwoordelijk voor het beleid en de verpleegkundige voert dat beleid uit.
Natuurlijk is de arts afhankelijk van de bevindingen van de verpleegkundige. Zij ziet de patiënt veel vaker en kan een juiste inschatting maken van het welbevinden en de symptomen van de patiënt. Hoe het écht gaat met een patiënt is niet altijd direct zichtbaar als de arts op dat ene moment aan het bed staat. En daar ontstaat dus het grijze gebied en de ruis op de lijn van de communicatie.
Arts en verpleegkundige hebben hetzelfde doel: de beste zorg voor de patiënt
In principe staan zowel de arts als de verpleegkundige voor hetzelfde doel: genezing of beste zorg voor de patiënt. Er zijn natuurlijk vaak meerdere wegen naar Rome. En wie heeft dan het doorslaggevende veto? Natuurlijk zal de arts zeggen dat hij dat heeft. Want hij is nu eenmaal eindverantwoordelijk. Maar de verpleegkundige zal ongetwijfeld een aantal criteria kunnen noemen waardoor zij vindt dat zij misschien wel meer ’recht’ heeft op het uitvoeren van wat zij ziet als het beste voor deze patiënt.
Zodra de verpleegkundige meer ervaring en werkjaren heeft dan de arts, zal deze communicatiestoornis makkelijker optreden. En dat heeft te maken met natuurlijk kuddegedrag: je plaats in ‘de kudde’ wordt bepaald door leeftijd (senioriteit), ervaring (binnen deze discipline), en dienstjaren. Daar zal de verpleegkundige dus mogelijk op alle vlakken hoger scoren dan de jonge arts.
Door onzekerheid ontstaat spanning. Dat bevordert de goede communicatie niet.
Als je een hoge rang hebt in de kudde, heb je meer rechten en meer plichten. Waar echter de verstoring zit is bij de vraag: zijn de arts en de verpleegkundige hier lid van 1 of 2 kuddes? Welke plek neem je in in de kudde van je eigen discipline? En welke plek neem je in in de kudde van het zorgteam rondom de patiënt?
Leiderschap: benoem en erken wat er speelt en zoek het gezamenlijke doel
Kort gezegd: de verpleegkundige met veel ervaring en hoge senioriteit kan het idee hebben meer rechten te hebben dan de jonge, minder ervaren arts. En dat kan de arts heel onzeker maken, omdat hij natuurlijk ook wel weet dat de verpleegkundige heel veel kennis heeft. Door onzekerheid ontstaat spanning. En dat is niet bevorderlijk voor goede communicatie.
Wat is nu de oplossing voor het communicatieprobleem? Het begint altijd bij het benoemen van wat er speelt. En ook zoeken naar de gezamenlijke doelen. Het beste voor de patiënt! En het loont dus om te benoemen waarom je er zo over denkt, waarom jij vindt dat dit het beste is voor de patiënt. Ook werkt het vaak positief om te erkennen en te benoemen dat de verpleegkundige veel ervaring heeft. Dan is er geen strijd meer nodig. En tegelijkertijd bepaalt de arts natuurlijk het beleid, al dan niet afgestemd met de supervisor.
Stevig in je schoenen staan, zonder dominant te worden, is in deze situaties zó helpend
Aanspreken als opdrachten niet zijn uitgevoerd in een één-op-één setting is het meest effectief. En vooral dan kunnen aangeven wat het met je doet (kwetsbaar zijn, maar duidelijk) dat het werk niet is gebeurd. Stevig in je schoenen staan, zonder dominant te worden, is een kunst op zich, maar zó helpend als je in deze situaties terechtkomt. Delen met je collega’s, niet roddelen, maar er tijdens intervisiesessies over praten helpt ook.
En ook de vraag stellen aan de verpleegkundige wat zij nodig heeft om het beleid wel uit te voeren, is soms een oplossing. Want domweg doorduwen en zeggen ‘doe gewoon wat ik je opdraag!’ is niet bevorderend voor de werksfeer en dus uiteindelijk niet goed voor de patiënt. En het komt je geloofwaardigheid niet ten goede. Vanuit leiderschap het gesprek aangaan juist wel!
Iedereen is gelukkiger in een werksfeer en cultuur waar communicatie vloeiend verloopt en iedereen samenwerkt aan het gemeenschappelijk doel. En slecht verlopende communicatie is een symptoom van zaken die onder de oppervlakte niet goed geregeld of onduidelijk zijn. Dus daarover praten is altijd een goed idee!
Als je daar hulp bij wil, bekijk dan deze pagina voor de verschillende mogelijkheden. Er is altijd een oplossing om hierin goed voor jezelf te zorgen!
Wil jij ook vanuit verlangen, energie en plezier je werk doen? Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief en ontvang ervaringsverhalen, tips en adviezen over persoonlijke ontwikkeling en groei.